Het is nooit stil. Ook ‘s nachts niet. De verpleegster die voorbij sjoefelt. Iemand die op het belletje duwt. De hoest van de man die naast me ligt. Het is net alsof hij een blikje met knikkers heeft ingeslikt. Als hij hoest, dan tinkelt het.
Zaterdagnacht word ik gewekt door het geroefel van zijn lakens en zijn zware ademhaling. Ik duw op het knopje. De verpleegster vloekt zachtjes als ze binnenkomt.
“Wat ging je doen?” vraagt ze luid.
“Ik moet naar het toilet.”
“Maar meneer. Je kan helemaal niet naar het toilet. Je hebt een buisje. En dat vult een zakje. Ga maar weer liggen en probeer te slapen. Kom.”
Op zondag is de hele familie op bezoek. Ze keuvelen over het rapport van zijn kleindochter. En dat het zo warm is buiten. En dat hij binnenkort naar huis mag. Ze praten luid. De man antwoordt steevast dat hij het niet verstaat. Hij valt in slaap. De familie fezelt stilletjes verder. Ik kan hen niet meer horen.
Op maandag zit zijn andere zoon aan het bed. De vader slaapt opnieuw en ademt diep. Bij elke inhaal tinkelt het blikje zachtjes. De dokter wordt erbij gehaald. Ze praten zachtjes. Ik kan ze niet goed verstaan. Iets van 60%, uitgezaaid en niet meer opereren.
Dinsdagochtend word ik in een rolstoel weggebracht voor een scan van mijn rechterlong. Als ik terugkom, is het bed naast me leeg.
Mooi stukje. Je mag de link naar Valiesetje (mijn vroeger blog) verwijderen. Het bestaat niet meer 😉
Ik heb het aangepast naar je nieuwe blog.
merci! 🙂
Mooi.