Het Genootschap van het Genot van het Boek las Midnight’s Children van Salman Rushdie. Met veel gezucht, gekreun en gevloek. En aftellen tot het einde. Het is nochtans niet zomaar een boek dat de Voorzitster voor ons had uitgekozen. De Booker of Bookers begot! Bejubbeld en gehonoreerd. Wat Honderd jaar eenzaamheid is voor Latijns-Amerika is Midnight’s Children voor India.
Vanwaar dan al dat gekreun? Leest het Genootschap liever pulp dan een echte klassieker?
In Midnight’s Children schrijft Saleem Sinai zijn familiekroniek. Het hoofdpersonage werd in de eerste seconden van India’s onafhankelijkheid geboren en heeft hiervoor een speciale gave gekregen. Hij kan andermans gedachten lezen. Zo komt hij in contact met 999 andere kinderen, allen diezelfde nacht geboren en allen met een bijzonder talent. Saleem gelooft dat de Middernachtskinderen een belangrijke rol zullen spelen in dit jonge India. Hij schrijft het verhaal dan als ook als apologie voor zijn zoon. Zodat zijn zoon weet dat de familie Sinai en Saleem in het bijzonder, de geschiedenis van dit subcontinent mee bepaald hebben.
Net daarom dat de meerderheid van het Genootschap weinig sympathie voelde voor Saleem. Hij is langdradig en arrogant, plaatst zichzelf steeds in het middelpunt van de belangstelling. Het is niet makkelijk om voor hem te supporteren als hij weer eens een paginalange uiteenzetting houdt over het belang van zijn kleine leven voor het grote India.
Midnight’s Children vertelt niet alleen het levensverhaal van Saleem Snotnose, Sniffer, Mapface, Piece-of-the-Moon Sinai, het is tegelijk een alternatieve geschiedenis van het moderne India. Alle belangrijke gebeurtenissen (het afscheuren van Pakistan en het ontstaan van Bangladesh, the emergency) van dit subcontinent doorkruisen het leven van Saleem. Ook de Middernachtskinderen en hun onderlinge discussies weerspiegelen de veelzijdigheid van het land.
Dat maakt van het boek een groots allegorisch verhaal, over een land dat opgroeit, met de kinderziekten en puberproblemen die daarbij horen. Ondanks de diepte die Midnight’s Children hierdoor krijgt, was net deze brok geschiedenis het moeilijkst verteerbaar voor het Genootschap. Op de alom geprezen Voorzitster na, is er niemand van ons illuster gezelschap ooit in India geweest. De namen van politieke partijen en figuren hadden evengoed die van de koningen van Saturnus kunnen zijn.
Toch zou het Genootschap nooit durven te beweren dat die Rushdie maar een saaie geschiedkundige paginavuller is. Met dank aan de feilloze stijl en structuur. Zo was Stichtend Lid nummer 2 helemaal in de wolken van de vele alliteraties (bv. “I superimpose turbulent long-shots of street riots, medium shots of burning buses and blazing English-language libraries” of “Spicy sweet fumes rose from a street-snack barrow”). De Voorzitster had het over de groot aangekondigde gebeurtenissen die dan kleine voorvalletjes blijken te zijn die op hun beurt de wielen van de geschiedenis doen draaien. En het hele Genootschap genoot van het steeds maar weer verbinden van personages, voorwerpen, plaatsen en lichaamsdelen. Cirkels die door Rushdie 5, 20 of 100 bladzijden later telkenmale gesloten werden. Stichtend Lid nummer 2 opperde dat je het eigenlijk twee keer moet lezen om ten volle te kunnen genieten van de onovertroffen stijl, maar dat was dan weer een brug te ver voor stichtend lid nummer 1: “Eén keer graag, maar nooit meer.”
Midnight’s Children was een kolfje naar de hand van de Voorzitster. Zij vond het een meeslepend en rijk boek. De overige Genodigden konden het metier van Rushdie wel appreciëren, maar hadden toch liever iets lichtere kost gehad. Daarom werd er mij gesmeekt om voor de volgende zitting een makkelijker boek te nemen, iets met prentjes of zo.
Ik vraag me af hoe verteerbaar From Hell zal zijn.