Op een bank in het Park zitten twee oude mannetjes. De armen van de linker rusten op een wandelstok. De rechterhand van de ander trilt onophoudelijk. In niets lijken ze nog op de twee jonkmannen die elke zaterdagavond met een nieuwer en mooier meisje over de houten vloeren walsten in de paleizen enkele straten verder.
‘Het is toch goed om hier te kunnen zitten’, zegt de linker.
‘Jaja’, antwoordt de ander.
Een jong meisje loopt voorbij. Ze heeft rode loopschoenen aan. Daarvoor moest ze in de speciaalzaak op de loopband. De ernstige winkelbediende met gebronsde benen en stevige kuitspieren maakte een filmpje van haar voeten. Hij bekeek het filmpje aandachtig en zei dat het dure paar schoenen waarmee ze nu door het Park loopt, voor haar het beste was. Ook zij heeft gebronsde benen. Ze blinken in het vroege zonlicht. Onder haar t-shirt draagt ze een sportbeha die op zijn plaats houdt wat allemaal op zijn plaats gehouden moet worden. Een lief rood aangelopen gezichtje met een blonde paardenstaart. De oude mannetjes op de bank kijken haar na, buigen voorover, tot ze achter de hoge struiken verdwijnt.
‘Het is toch goed om hier te kunnen zitten’, zegt de linker.
‘Jaja’, antwoordt de ander.
Het jonge meisje loopt ronde na ronde.