Het wilde plein

Een regel over de woeste zee of ander natuurelement
Iets tegenstrijdig uit de mensenwereld
Nog een regel over een droom niets met voorgaande te maken
En vaak ook nog iets over donkerte, lijden of eenzaamheid

Ik heb moeite met poëzie. En het ligt aan mij, niet aan de poëzie. Wisława Szymborska, een andere Nobelprijswinnares, was nog best te pruimen. Maar Tranströmer, dat is niets voor mij. Dat is poëzie waar je heel hard voor moet werken. Als je het gewoon leest heeft het niet veel betekenis (je moet lezen lezen) en bovendien zijn de gedichten niet speciaal muzikaal of wondermooi geformuleerd.

Tomas Tranströmer was een Zweedse poëet die vanaf 1954 zijn bundels op de wereld losliet. Hij ontving de Nobelprijs in 2011 omdat hij ons met zijn verdichtende doorschijnende beelden een nieuwe toegang geeft tot de werkelijkheid. In 1990 kreeg hij een beroerte die hem deels verlamde en ook zijn spraakvermogen aantastte. Hierna bleef hij verder poëzie schrijven die nog fijner werd. Voor zijn beroerte werkte hij als psycholoog, ondermeer in een centrum voor jeugddeliquenten.

Transströmers gedichten zijn opgebouwd uit beschrijvingen die dan naast andere beschrijvingen worden gezet waaruit een spanningsveld ontstaat. Dat is soms boeiend, maar altijd vermoeiend om te lezen omdat de tekst zijn waarde pas loslaat na lang staren naar de woorden.

Het wilde plein is een bundeling van zijn volledige oeuvre tot 1990, vertaald door J. Bernlef. Hier en daar was er een stukje of soms zelfs een heel gedicht dat me in deze bundeling aansprak. En ik kan ook begrijpen waarom sommige mensen dit mooi of boeiend vinden, maar mij deed het niet zo veel. Parels voor een lui onwetend zwijn.

Favoriet gedicht:

Schubertiana – IV

Zoveel waarop wij moeten vertrouwen om ons dagelijks bestaan
te kunnen leven zonder door de aarde te zakken!
Vertrouwen op de sneeuwmassa’s die zich aan de berghelling
boven het dorp vastklampen.
Vertrouwen op de zwijgbeloften en de glimlach van verstandhouding,
erop vertrouwen dat ongelukstelegrammen niet ons gelden en dat
de plotselinge bijlslag uitblijft.
Vertrouwen op de wielassen die ons over de snelweg dragen
te midden van de driehonderd keer vergrote stalen bijenzwerm
Maar niets van dat alles is eigenlijk ons vertrouwen waard.
De vijf strijkstokken zeggen dat wij op iets anders kunnen vertrouwen.
Op wat? Op iets anders, en zij volgen ons een eindweegs daarheen.
Zoals wanneer het licht op de trap uitschiet en de hand –
vol vertrouwen – de blinde tastende armleuning volgt in het duister.

Advertentie
Geplaatst in Ik lees U leest | Tags: , | 1 reactie

Sneeuwval

Hoogmoed, pure hoogmoed was het. En hoogmoed doet je wel eens van een besneeuwde berg donderen.

De zoektocht naar een nieuwe Nobelprijswinnaar bracht me bij Yasunari Kawabata. Die heeft nogal wat boeken geschreven, maar wikipedia kon me vertellen dat Sneeuwval met zijn 146 pagina’s algemeen als zijn meesterwerk wordt beschouwd. Na de 600+ bladzijden van De Buddenbrooks zou ik dit boekje op een week uit hebben. Tot zover de hoogmoed. Sneeuwval lezen vergelijken met het eindeloos de berg op rollen van een rotsblok gaat wat ver, maar het heeft me verrekt energie gekost om dit niemanddalletje uit te lezen.

Sneeuwland gaat over Shimamura, een bemiddelde getrouwde man die een verhouding heeft met de geisha Komako, maar achter haar rug naar Yoko (een verwante van Komako) lonkt. De doodzieke man van Komako vormt de andere punt van de dubbele driehoeksverhouding (heb ik vooral van de achterflap begrepen). Het boek speelt zich af in een Japans bergdorp ergens tussen de twee wereldoorlogen. Het dorp trekt rijke toeristen aan door zijn warmwaterbronnen en besneeuwde bergflanken waar je op skiën kan. Shimamura ontdekt Yoko op de trein onderweg naar het dorp (maar wisselt er geen woord mee) en ontmoet vervolgens de geisha Komako. Komako wordt verliefd op Shimamura die er alle moeite mee heeft om die liefde op gepaste wijze te beantwoorden.

Kawabata schrijft erg hermetisch. Anderen zullen zijn schrijfstijl “poëtisch” noemen. Ik kreeg in elk geval nauwelijks een hele bladzijde per keer gelezen. Het verhaal, dat ook al niet veel om het lijf heeft, wordt erg gecondenseerd beschreven zodat je eerder naar een bonsai zit te staren dan dat je een fikse boswandeling maakt. Een goede roman hoeft niet noodzakelijk ergens over te gaan of veel plot hebben, ik ben wel fan van boeken die een detail zo kunnen uitpuren en daar bladzijden lang over kunnen blijven gaan (bv. Knausgard). Maar in Sneeuwland botste ik toch een beetje op mijn (Westerse) grenzen. Het boekje kabbelt zo rustig voort dat bij het lezen zowel de tijd als mijn hersenen leken stil te staan.

Bovendien had ik nog nooit eerder een Japanse roman gelezen. De wereld van geisha’s en Japanse tradities en gewoontes is nogal moeilijk te volgen zonder voorkennis. En ik vermoed dat de kracht van het boek net in het al-dan-niet volgen van al die ongeschreven wetten ligt. Maar ik zag het niet en ik begreep het niet. Twee goede voorbeelden hiervan zijn de relatie van Komako met “een andere man” en die van Yoko met haar stervende man. Telkens als hiernaar verwezen werd, kroop er een onderhuidse spanning in het verhaal. Maar de echte betekenis en traditie achter Japanse huwelijken en geisha’s en hun klanten ontgingen me als Westerse lezer. Meer zelfs, als je het boekje vlug doorbladert dan is Shimamura in feite maar een afstandelijk flauw ventje en Komako een oppervlakkig wicht.

Mocht ik nu eerst een cursus Japanse geschiedenis hebben gevolgd, dan had ik dit boek waarschijnlijk beter begrepen en liever gelezen. Nu werd het een gevecht met een tekst waarin ik de finesses niet echt kon vatten.

  • Favoriete personage: Yoko
  • Quote: Shimamura leidde een leven van nietsdoen. Vaak benauwde hem het onnatuurlijke en onwaarschijnlijke van zijn levenswijze en dan trok hij die bergen in om zichzelf te hervinden.
Geplaatst in Ik lees U leest | Tags: | Een reactie plaatsen

Zandkastelen bouwen

Na mijn midlife-crisis word ik life coach. In het voor- en najaar ga ik met CEOs, sales en project managers, vice presidents en local trial managers zandkastelen bouwen.

Ik steek ze allemaal in een proper maar oud krakend hotel ergens aan de Noord-Franse kust (Paris-le-Touquet lijkt me wel wat), waar er elke avond traditionele eerlijke Franse kost wordt geserveerd in de eetzaal met zicht op zee. En de smart phones van de schare CEOs en entrepeneurs blijven liggen aan de receptie, dat spreekt voor zich.

Elke dag begint met een groot wit blad waar wij onze verlangens en onze angsten aan toe vertrouwen. Rond deze woorden ontwerpen we een kasteel. Dan is er vrije tijd tot twee uur voor de vloed (als ik in een goede bui ben, krijgen ze hun telefoon dan even in hun handen), maar we vertrekken stipt naar het strand. Wie het laatst aan de receptie is, moet het materiaal dragen.

Op het strand bouwen we ons zandkasteel. Eerst tekenen we een plattegrond. Dan trekken we 10 meter voor het kasteel een streep in het zand en beginnen we aan de slotgracht (een zandkasteel zonder slotgracht is geen zandkasteel maar een zielig hoopje zand). We maken het mooiste en grootste en verfijnste zandkasteel ter wereld. Per retraite is er ook de felbegeerde prijs voor de hardste werker. En ik geef als coach sowieso het goede voorbeeld en werk aan een hoog maar toch vol te houden tempo mee aan de kantelen, de putten, de wegjes. Degene met de grootste babbel stuur ik met een emmertje ver weg om mooie schelpjes te zoeken. Want een zandkasteel dat niet versierd is met mooie schelpjes, dat is geen zandkasteel, maar een zielig hoopje zand.

Als de golven de tienmeterstreep bereiken, veranderen de regels. Vanaf dan mag er niet meer aan het kasteel zelf gewerkt worden. De vlag wordt op de hoogste toren gezet en we werken we alleen nog maar aan grachten en muren om het wassende water tegen te houden.

Dan bereikt het water het kasteel zelf en alle schoppen worden neergelegd. Ik trek een dure fles champagne open en we kijken hoe de golven het prachtige kasteel centimeter per centimeter opslokken totdat er helemaal niets meer van over is. “Zo gaat dat”, zal ik telkens weer op dat moment mompelen en dan raap ik de schoppen bijeen en trek zonder nog een woord te zeggen terug naar het hotel.

Ik had gedacht aan een 3.000€ per persoon per dag (hotel en eten inclusief) voor deze once in a lifetime life changing retraite. Vervoer niet inbegrepen. Voor een meerprijs kan ik ook voor enkele kinderen zorgen die een uurtje komen meehelpen.

Inschrijven kan via het contactformulier of via een comment op deze post.

Geplaatst in Uncategorized | Tags: , | Een reactie plaatsen

De Buddenbrooks

Thomas Mann is een van de klinkende namen op de Nobelprijslijst. Vreemd genoeg kreeg hij de prijs niet voor een van zijn meest iconische werken Dood in Venetië, De toverberg of Doktor Faustus. De jury prees in 1929 vooral De Buddenbrooks , ook al was het boek ondertussen meer dan 25 jaar oud. Voor mij dus de vraag welk boek ik zou lezen. Ik stond in de bibliotheek met de novelle Dood in Venetië (160 bladzijden) in de ene hand en De Buddenbrooks (616) in de andere, maar omwille van de nobelprijsjury, werd het De Buddenbrooks.

De Buddenbrooks heeft als ondertitel Verval van een familie. Het vertelt de geschiedenis van 4 generaties Buddenbrooks, een koopmansfamilie uit Lübeck (de geboortestad van Mann). Het boek uit 1901 is een intrigerende tijdsmachine over het leven in de 19de eeuw van de Duitse bovenklasse. Bij die periode kon ik me maar weinig voorstellen en dat maakte het boek erg boeiend. Dit miniuniversum in Lübeck met senatoren en consuls, kuuroorden aan zee, de kille afstandelijkheid en het uiterste belang van voornaam voorkomen van de hogere klasse wordt treffend neergezet doorheen de 600 pagina’s. Soms lijkt het wel of de personages van een andere planeet komen, zo ver staan ze af van het hier en nu. Toch schetst Mann ze een voor een met veel eerbied en liefde, waardoor ze zoals het in een roman van dit formaat hoort, helemaal tot leven komen. Zelfs de vele nevenpersonages komen helemaal tot hun recht. Hier graag een speciale vermelding voor twee van hen, Doktor Grabow wiens standaard medicijn “een duifje met stokbrood” is en de zenuwachtige tandarts Brecht die zonder verdoving de tanden trekt van de Buddenbrooks.

Mann vertelt de geschiedenis van De Buddenbrooks in een verassend moderne stijl. De alwetende verteller beschrijft droog wat er zich afspeelt in de hoofden van de personages. Hij zal nooit uitweiden over verleden of toekomst, maar blijft consequent in het heden en schetst de familiegeschiedenis aan de hand van verschillende momentopnames, een kerstfeest, een vakantie aan zee of het 100-jarig bestaan van de zaak. De schrijver registreert deze momenten met een zekere afstandelijkheid. Een ander modern element is dat Mann bepaalde belangrijke dingen slechts terzijde benoemd, zonder al te expliciet aan te duiden wat er aan de hand is, zoals het bloemenmeisje van Johann Junior die in de Fishergrube woont.

Aan andere dingen merk je dan wel weer dat het een boek van 1901 is. Mann heeft de gewoonte elk personage gedetailleerd te beschrijven, of het nu de knecht is die een telegram komt brengen of een van de hoofdpersonages; ze worden allemaal uitvoerig van boven tot onder becommentarieerd. Hierdoor was het boek soms wel een opgave om te lezen. Naast deze langdradige gewoonte heeft Mann ook vaak veel pagina’s nodig om zijn punt te maken. En als de ondertitel “verval van een familie” is, verwacht je spectaculaire plotwendingen en dramatische ontknopingen. Die blijven grotendeels uit, het boek heeft een begin en kabbelt dan rustig door tot de laatste pagina’s, het verval waarvan hier sprake is eerder als een oud Duits kasteel dat steen na steen aftakelt. Het verval van waarden wordt aangetoond, maar het ineens instorten van een toren zou toch een beetje spannender zijn.

Alles aan De Buddenbrooks boek is koel, afstandelijk, beredeneerd met een tikkeltje speelse ironie. Boeiend om te lezen, maar soms wat langdradig.

  • Quote: “Ik ben toch geen gansje meer”
  • Lievelingspersonage: Tony Buddenbrook
Geplaatst in Ik lees U leest | Tags: | 1 reactie

Het museum van de onschuld

Het Genootschap van het Genot van het Boek bezocht Het museum van de onschuld en dat leverde een waaier aan tripadvisor commentaren op. Voor de ene is dit museum in Istanbul een must-see, voor de andere een saaie stoffige hoop voorwerpen van een zielige verzamelaar.

In het boek leidt Kemal, een rijkeluis zoontje van een Istanbulse industrieel, als een echte conservator de lezer door zijn museum. Het museum vertelt het liefdesverhaal van hemzelf en Füsün aan de hand van een eindeloze reeks voorwerpen. Dat liefdesverhaal begint als Kemal voor zijn verloofde Sibel een handtas gaat kopen in de winkel waar Füsün werkt. De twee beginnen een relatie die duurt tot het verlovingsfeest van Kemal en Sibel.

Het museum van de onschuld is geschreven door Nobelprijswinnaar Orhan Pamuk. Hij kreeg het idee een 20tal jaar geleden en ging eerst op zoek naar een huis waarin hij het verhaal kon laten afspelen. Het boek verscheen in 2008, het museum ging open in 2012. Er zijn 83 tentoonstellingskasten (voor elk hoofdstuk een) en je kan gratis naar binnen met het ticket dat in het boek is afgedrukt.

Het museum van de onschuld verdeelde het Genootschap in twee kampen. Over een aantal zaken kon iedereen het nog eens zijn:

  • Kemal is zowel het zieligste hoofdpersonage als de meest onbetrouwbare verteller uit de romangeschiedenis.
  • Het museum van de onschuld is een prachtige liefdesverklaring aan Istanbul. En net zoals Istanbul op de grens ligt tussen Oost en West, vertelt dit boek het verhaal van de modernisering van Turkije en de verscheuring tussen het traditionele Oosten en het nieuwe Westen.
  • Er hadden, zeker uit de tweede helft, wel wat pagina’s uit gekund (hoe vaak kan je naar een vogel gaan kijken?)
  • Het museum van de onschuld leest even vlot als een ritje in een liefdevol onderhouden roestbruine Chevrolet, maar blinkt niet uit in een imposante schrijfstijl (kan ook aan de Nederlandstalige vertaling liggen).
  • Het museum van de onschuld deed ook ons denken aan Lolita, met de veel oudere Kemal die met Füsün herinneringen ophaalt toen zij nog een klein meisje was.

Zover was alles peis en vree in het Genootschap. Maar dan kwamen de meningsverschillen; Het museum van de onschuld had fervente voorstanders, die het raamverhaal van de voorwerpen in het museum een geniale kapstok vonden, die genoten van hoe Kemal alle dialogen en gebeurtenissen in zijn eigen voordeel interpreteerde en hoe hij van Füsün uiteindelijk ook niet meer maakt dan een lijdend voorwerp in zijn museum. Voorstanders die Kemal zijn stuitend gebrek aan moed net boeiend vonden.

En Het museum van de onschuld had even fervente tegenstanders die goed snapten wat de bedoeling van deze roman was, maar zich ergerden aan Kemal, die zich maar blijft wentelen in het verdriet. Die het een doodsaai en slaapverwekkend boek vonden dat maar op dezelfde vanzelfsprekende nagels met de dezelfde hamers bleef kloppen. Die zich stoorden aan het feit dat Füsün nergens in het boek een eigen stem krijgt, maar als een pratende Barbie in het museum wordt gezet.

De discussie van het Genootschap van het Genot van het Boek was heftig, er werd net niet op elkaar geschoten, maar de verschillen werden uiteindelijk op Istanbulse wijze weggevaagd met liters Raki, een rookgordijn en ijskoude Meltemlimonade. En de jaarlijkse excursie , die eventueel naar het echte museum zou gaan, is, om een schisma in het Genootschap te voorkomen, voor onbepaalde tijd uitgesteld.

  • Favoriete personages:
    • Tante Nesbe
    • Limon de vogel
    • De chauffeur

Aantal (tripadvisor)sterren: * * *

Quotes:

In de verte was het fluitje van de verkeersagent op het Nişantaşı-plein te horen, een paar claxons, het geluid van hamerslagen. Een kind schopte tegen een blikje, een meeuw slaakte een kreet, er brak een glas en de platanen ruisten in een zachte bries.

Het feit dat Sibel voor het huwelijk met me geslapen had schreef ik toe aan liefde en vertrouwen, en het feit dat Füsun hetzelfde had gedaan schreef ik toe aan moed en modernheid. Daaruit viel alleen maar de conclusie te trekken dat ik tegenover Füsun geen bijzondere verantwoordelijkheid en verbondenheid zou voelen, omdat zij tenslotte uit ‘moed en modernheid’–een compliment waarvan ik nog jaren zou betreuren dat het me ontvallen was–met mij naar bed was gegaan.

Omdat ook van overspelige of verkrachte vrouwen en prostituees die door de politie waren opgepakt foto’s in de krant verschenen die voorzien waren van zulke zwarte balken, leek het net of je op een gemaskerd bal ronddwaalde, als je in die jaren een krantje zat te lezen. Overigens verschenen er in die periode maar bijzonder weinig foto’s van Turkse vrouwen zónder zwarte balk voor de ogen in de krant, afgezien van zangeressen, danseressen en kandidaten voor schoonheidswedstrijden, van wie men toch al aannam dat ze het niet te nauw namen met de zeden. Liever publiceerde men foto’s van buitenlandse vrouwen die geen moslim waren, ook in reclames.

‘Maar het leven loopt altijd anders dan we bedacht hadden, meneer Kemal.’

Onze musea moeten niet laten zien hoe onze rijken zich westers menen te voelen, ze moeten laten zien hoe wij leven.

Geplaatst in Ik lees U leest | Tags: , , | 3 reacties

Het verjaardagsfeest

In het jaar dat Harold Pinter de Nobelprijs mocht ontvangen, heb ik een van zijn toneelstukken gezien. Ik weet de titel niet meer of waar het over ging, wie er in mee deed of wat ik er van vond. Ik herinner me alleen maar dat ik met de tram op een kille zaterdagavond door Antwerpen denderde, een stad waar ik toen enkel nog maar in de zoo geweest was, maar waar ik later zou gaan wonen.

Dit soort vage herinnering past perfect in het wazige universum van Pinter, waar zowat alle personages zicht niet veel meer herinneren of zichzelf tegenspreken. Waarin wat er niet gezegd wordt even belangrijk is als wat er wel gezegd wordt.

Het verjaardagsfeest speelt zich af in een aftands pension ergens aan de Engelse kust, waar het de verjaardag is van Stanly, de enige gast van de uitbaters Meg en Petey. Dan duiken twee sinistere heren, Goldberg en McCann, op die samen met Meg het verjaardagsfeestje uit de titel organiseren. Stanley belandt, kicking and screaming, in zijn hoogstpersoonlijke hel.

Het verjaardagsfeest is een boeiende theatertekst. Er wordt veel gesproken maar nog meer verwarring gezaaid. Zo heeft elk personage wel meerdere namen (naar Goldberg wordt verwezen met Nat, Simey en Benny) en spreken ze zichzelf voortdurend tegen (Stanley die een gevierd pianospeler zou moeten zijn en verder in het stuk aangeeft dat hij ooit maar een keer heeft opgetreden). Dat maakt, in combinatie met de sinistere Goldberg en McCann, dat er voortdurend een mistig dreigend sfeertje over de tekst sluimert. Je hebt als toeschouwer de hele tijd het gevoel dat Stanley niet kan ontsnappen, alhoewel de bedreigingen aan zijn adres vrij vaag blijven. En dat maakt dat je nog meer gedwongen wordt om je in Stanley zijn schoenen te plaatsen.

Wat de diepere betekenis van een dergelijk stuk is, is me niet helemaal duidelijk. Blijkbaar is Het verjaardagsfeest een politiek stuk met veel symbolisme, en ik kan inderdaad op elk personage wel een groot idee plakken, maar het is niet zo dat dit stuk een Grote Boodschap te verkondigen heeft of dat het daar zonder niet te genieten zou zijn.

Al bij al een aangenaam leeservaring en zeker de moeite om in de toekomst nog eens naar een toneelstuk te gaan kijken waar ik me dan hopelijk deze keer meer van herinner.

  • Favoriete personage: Meg
  • Quote: “Stan, don’t let them tell you what to do”
Geplaatst in Ik lees U leest | Tags: , | 1 reactie

Mazurka voor 2 doden

Waarom alle Nobelprijswinnaars lezen? Wel, voor boeken zoals Mazurka voor 2 doden. Een boek dat ik anders nimmer of nooit zou ontdekt hebben. Van een schrijver waar ik nog nooit van had gehoord. Een boek waarvan ik van de eerste tot laatste letter genoten heb.

Mazurka voor 2 doden is een cyclische roddel over een Galicische clan in het begin van de 20ste eeuw. Alle personages (en dat zijn er veel) passeren om de zoveel bladzijden de revue, vaak met dezelfde beschrijvingen (“Rosalia Trasulfe – de dolle geit” of “Bladomero Marvís – de Durfal”) en verhalen (“Roquino Gamuzo, de pater van Comesaña won altijd weddenschappen door zijn jeweetwel te laten zien” of “Oom Cleto die altijd op zijn jazzband speelt”). De blinde accordeonspeler Gaudencio speelt de Manzuka slechts 2 keer. De eerste keer aan het begin van de Spaanse burgeroorlog, als een van de personages wordt vermoord, de tweede op het einde van de oorlog, als de moord op de eerste wordt gewroken. Voor de rest van het boek weigert de blinde Gaudencio het deuntje te spelen, hoe zeer de hoeren en hoerenlopers van het bordeel waar hij zijn brood verdient met muziek, het ook vragen.

Cela gebruikt in Mazurka voor 2 doden een wonderlijke muzikale stijl; het boek heeft geen hoofdstukken of paragrafen, het dendert maar door en zingt en danst vanaf de eerste zin tot de laatste. Met telkens enkele regels per personage bouwt hij een web van relaties en verlangens tussen de personages uit. Hierdoor blijft het boek je vastgrijpen en binnentrekken in het Galicië van de 20ste eeuw, ondanks het telkens opnieuw opdissen van dezelfde verhalen.

Deze rondedans begint jolig en onbevangen, met onschuldige roddels over dorpsbewoners en doden van lang geleden. Maar gaandeweg sluipt de Spaanse burgeroorlog de verhalen binnen en wordt de haat, onzekerheid en angst die in de eerste helft voorzichtig sluimerde pijnlijk op de voorgrond geplaatst. Er wordt nergens uitgelegd wat de aanleiding of de achterliggende motieven van de strijdende partijen waren, maar Cela beschrijft des te treffender de gevolgen van een chaotisch conflict, de doden, de wraak en achterdocht.

  • Quote: “Als ik viool zou spelen zou ik de hele avond viool zitten spelen, maar dat kan ik niet; als ik mondharmonica zou spelen zou ik de hele avond mondharmonica zitten spelen, maar dat kan ik niet. Ik kan wel doedelzak spelen, maar je hoort geen doedelzak te spelen binnenshuis. Aangezien ik geen viool of mondharmonica kan spelen, en aangezien je binnen geen doedelzak mag spelen, lig ik de hele avond in bed vies te doen met Benicia, de vrouw met tepels als kastanjes”.
  • Lievelingspersonage: Catuxa Bainte, de dwerg van Martiña
Geplaatst in Ik lees U leest | Tags: | 1 reactie

The king is pregnant

Het Genootschap Van het Genot van het Boek las The left hand of darkness van Ursula K. Le Guin. Het Nieuwste Lid is een science fiction-liefhebber en dit boek stond, als onderdeel van de Penguin Galaxy-reeks, nog ongelezen in de kast. Dus ging het Genootschap voor de tweede keer in zijn bestaan aan de slag met science fiction. En dat viel beter mee dan eerst gevreesd.

The left hand of darkness (1969) gaat over gezant Genly Ai die naar de planeet Gethen wordt gestuurd. Hij probeert de lokale bevolking en haar machthebbers te overtuigen dat ze lid moeten worden van een soort van interplanetaire VN, de Ekumen. Genly moet in zijn eentje contact leggen, want de Ekumen, (interplanetaire VN, volgt u nog?) stuurt telkens maar één persoon om een nieuwe planeet te overtuigen. Genly belandt zo op de koude planeet waarvan maar een kleine strook bewoonbaar is, de zomers kort en de winters lang zijn.

De meeste leden van het Genootschap van het Genot van het Boek hebben niet bijzonder veel met science fiction. “Dat speelt zich altijd af in een stereoptype variant van de Middeleeuwen met zwaardvechten en tunieken en leren laarzen en dierenvellen en heel veel gedoe met datums en niet-bestaande talen. Ofwel is het iets met ruimteschepen en aliens en bordkartonnen personages”, vond Stichtend Lid Nummer 1. _The left hand of darkness_ is echte science fiction; het gaat over een imaginaire planeet met mensachtigen en er komen ruimteschepen in voor. Toch vond zo goed als iedereen het een goed boek.

Want wat The left hand of darkness zo boeiend maakt (en ook de reden waarom het als een van de klassiekers in het genre wordt beschouwd) is dat de bewoners van Gethen tweeslachtig zijn. Het is te zeggen, 21 tot 22 dagen per cyclus zijn ze tweeslachtig en 3 tot 5 dagen per cyclus zijn ze seksueel actief en krijgt elk van de twee partners vrouwelijke of mannelijke voortplantingsorganen. Dit gegeven loopt als een rode draad door het boek en Le Guin maakt er een boeiend gedachte-experiment van. Op Gethen hebben ze geen woord voor oorlog. Op Gethen is iemand die altijd hetzelfde geslacht heeft een pervert (zoals Genly die daardoor altijd een buitenstaander zal blijven), waar het bij ons eerder de uitersten zijn die als typisch vrouwelijk en mannelijk beschouwd worden. Op Gethen kan iedereen kinderen krijgen en iedereen loopt hetzelfde risico of kan dezelfde keuze maken. Op Gethen is de koning zwanger en sluit zich af van de buitenwereld om zijn kind te baren. Het doet je afvragen of wij zo normaal zijn als we denken te zijn en wat de consequenties zijn van onze opsplitsing in man-vrouw. Net door deze thematiek blijft het boek na 50 jaar ook boeiend om te lezen.

Ook het Nieuwste Lid, dat al menig science fiction-boek achter de kiezen heeft, was zeer te spreken over The left hand of darkness. Het boek is beter geschreven dan de gemiddelde sf-roman en Le Guin schrijft in een aangename stijl, de hoofdpersonages zijn geloofwaardig en helemaal uitgewerkt. Bovendien is de “world-building” erg goed en consequent. Er is een koud klimaat, dus er zijn niet veel grote dieren die er overleven. Bijgevolg is er ook geen melk of kaas of ander hoogwaardig eten, waardoor de mensen de hele dag door kleine dingen zoals noten eten. Er is maar een kleine strook van de ijskoude planeet bewoonbaar, reizen gebeurt vooral in de zomer, enzovoort enzoverder.

De meeste Leden van Het Genootschap van het Genot van het Boek, zowel de science fiction-believers als de non-believers, vonden de Left hand of darkness een goed boek en zichzelf iets meer pervers dan voordien. Stichtend Lid Nummer 1 raakte niet verder dan pagina 50, dus had per definitie geen recht op al te veel kritiek spuien. Volgende keer lezen we Het museum van de onschuld van Orhan Pamuk. Benieuwd hoe de world building daar in zijn werk gaat.

  • 3,5 ster
  • Quotes:
    • Oracular ambiguity or statistical probability provides loopholes, and discrepancies are expunged by Faith.
    • The man was like an electric shock – nothing to hold on to and you don’t know what hit you.
    • (…) decisions are reached by council and consent, not by consensus or command.
Geplaatst in Ik lees U leest | Tags: , | 1 reactie

Boek van het jaar 2018

Deze blog lag misschien enkele jaren stil, maar Het Genootschap van het Genot van het Boek ging onverdroten verder. Zo werd er verleden week nog gestemd op het boek van het jaar 2018.

Met unanimiteit werd er gekozen voor Elmet van Fiona Mozley. Doe er uw voordeel mee.

Geplaatst in Ik lees U leest | Tags: , , | 1 reactie

Nobelprijswinnaars

De lijst:

De Nobelprijs voor literatuur. Voor het eerst uitgereikt in 1901, in totaal 110 keer aan 140 auteurs. Vaak bekritiseerd als wit westers mannenclubje, maar desondanks toch nog altijd de meest prestigieuze prijs die elke schrijver stiekem wil ontvangen.

De overmoedige lezer:

Er is geen groter klein genot dan iets te kunnen afstrepen van een lijstje. Ik lees graag en heb een voorliefde voor dikke boeken die niet noodzakelijk ergens over moeten gaan. bovendien is er voor mij geen kleiner groot genot dan een Moeilijk Groot Project waar enkele jaren koppige volharding voor nodig zijn (doe me eraan denken dat ik ook nog eens iets schrijf over mijn marathonplannen).

De stand van zaken:

Ik ben er aan begonnen in 2015, toen had ik slechts enkele nobelprijswinnaars gelezen. Sindsdien is het mijn doel om er elk jaar minstens 2 af te vinken, zodat de lijst korter wordt en niet langer.

De lijst:

 

Jaar Auteur Boek
1901 Sully Prudhomme
1902 Theodor Mommsen
1903 Bjørnstjerne Bjørnson
1904 Frédéric Mistral en José Echegaray
1905 Henryk Sienkiewicz Quo vadis
1906 Giosuè Carducci
1907 Rudyard Kipling The jungle book
1908 Rudolf Christoph Eucken
1909 Selma Lagerlöf
1910 Paul von Heyse
1911 Maurice Maeterlinck
1912 Gerhart Hauptmann
1913 Rabindranath Tagore
1915 Romain Rolland
1916 Verner von Heidenstam
1917 Karl Adolph Gjellerup en Henrik Pontoppidan
1919 Carl Spitteler
1920 Knut Hamsun Honger
1921 Anatole France
1922 Jacinto Benavente
1923 William Butler Yeats
1924 Władysław Reymont
1925 George Bernard Shaw
1926 Grazia Deledda
1927 Henri Bergson
1928 Sigrid Undset
1929 Thomas Mann De Buddenbrooks
1930 Sinclair Lewis
1931 Erik Axel Karlfeldt
1932 John Galsworthy
1933 Ivan Bunin
1934 Luigi Pirandello Wijlen Mattia Pascal
1936 Eugene O’Neill
1937 Roger Martin du Gard
1938 Pearl S. Buck
1939 Frans Eemil Sillanpää
1944 Johannes Vilhelm Jensen
1945 Gabriela Mistral
1946 Hermann Hesse Siddhartha
1947 André Gide
1948 T. S. Eliot
1949 William Faulkner
1950 Bertrand Russell
1951 Pär Lagerkvist
1952 François Mauriac
1953 Sir Winston Churchill
1954 Ernest Hemingway Old man and the Sea
1955 Halldór Laxness
1956 Juan Ramón Jiménez
1957 Albert Camus De pest
1958 Boris Pasternak
1959 Salvatore Quasimodo
1960 Saint-John Perse
1961 Ivo Andrić
1962 John Steinbeck Of men and mice
1963 Giorgos Seferis
1964 Jean-Paul Sartre
1965 Mikhail Sholokhov
1966 Shmuel Yosef Agnon en Nelly Sachs
1967 Miguel Ángel Asturias
1968 Yasunari Kawabata
1969 Samuel Beckett Waiting for Godot
1970 Aleksandr Solzhenitsyn
1971 Pablo Neruda
1972 Heinrich Böll
1973 Patrick White
1974 Eyvind Johnson en Harry Martinson
1975 Eugenio Montale
1976 Saul Bellow
1977 Vicente Aleixandre
1978 Isaac Bashevis Singer
1979 Odysseas Elytis
1980 Czesław Miłosz
1981 Elias Canetti
1982 Gabriel García Márquez 100 jaar eenzaamheid
1983 William Golding Lord of the flies
1984 Jaroslav Seifert
1985 Claude Simon
1986 Wole Soyinka
1987 Joseph Brodsky
1988 Naguib Mahfouz
1989 Camilo José Cela Mazurka voor 2 doden
1990 Octavio Paz
1991 Nadine Gordimer
1992 Derek Walcott
1993 Toni Morrison
1994 Kenzaburō Ōe
1995 Seamus Heaney
1996 Wisława Szymborska Uitzicht met zandkorrel
1997 Dario Fo
1998 José Saramago Het evangelie volgens J.C.
1999 Günter Grass De blikken trommel
2000 Gao Xingjian Kramp
2001 Sir V. S. Naipaul
2002 Imre Kertész Fatelessness
2003 J. M. Coetzee Disgrace
2004 Elfriede Jelinek The piano teacher
2005 Harold Pinter Het verjaardagsfeest
2006 Orhan Pamuk Sneeuw
2007 Doris Lessing
2008 J. M. G. Le Clézio Proces verbaal
2009 Herta Müller Ademschommel
2010 Mario Vargas Llosa De stad en de honden
2011 Tomas Tranströmer Het wilde plein
2012 Mo Yan Het rode korenveld
2013 Alice Munro Dear Life
2014 Patrick Modiano De straat van de donkere winkels
2015 Svetlana Alexievich
2016 Bob Dylan
2017 Kazuo Ishiguro
2018 Olga Tokarczuk
2019 Peter Handke

Momenteel zit ik aan 30 22 boeken van 117 113 nobelprijswinnaars.

(Losjes gebaseerd op deze prehistorische blogpost)

Geplaatst in Ik lees U leest | Tags: | 10 reacties