Rokers aan de uitgang van het ziekenhuis

Zaterdagnacht. Eén uur. Aan de uitgang van het ziekenhuis heerst rust. Geen auto’s of mensen op straat. Gedempt licht in de gangen. Dit in tegenstelling tot andere plaatsen in de stad.

Een stoppelbaard schuifelt op zijn pantoffels door de gangen. Grijze pyjama. Groene kamerjas. En een infuus op wieltjes. Pantoffeltje na pantoffeltje. Schuifelt hij naar de nachtuitgang. De deur gaat open. Hij haalt een gevouwen bierkaartje uit zijn zak en hangt het over het rode oog. Hij tilt zijn infuus over de drempel en gaat op het bankje zitten.

Rubber op de linoleum vloer. De wielen tinkelen zachtjes met elke omwenteling. Het rubber piept halsstarrig als de man de drempel raakt. Hij hupt er met zijn stoel behendig over. Een grijze pyjama. En een zwarte kamerjas. Geen pantoffels. Blote voeten. De rolstoelpatiënt haalt twee sigaretten uit het zakje van zijn kamerjas en toont ze aan de infuuspatiënt. Hij steekt de eerste sigaret aan. Dan de tweede met behulp van de eerste. Ze nemen allebei een diepe haal en blazen de rook naar de wolken.
‘Daar had ik nu eens zin in.’
‘Die nemen ze niet meer van ons af.’

Ze kijken hoe de rook zich rondom de sterren kringelt. Het is zaterdagnacht. Eén uur. Aan de uitgang van het ziekenhuis heerst rust. Geen auto’s of mensen op straat.

Advertentie
Dit bericht werd geplaatst in Ik schrijf U leest en getagged met , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s