Daar waar de winkelstraat afbuigt naar de Grote Markt ligt de keukenspullenwinkel Van de Vijver. Sinds jaar en dag voorziet hij verloofden van keukengerei en vaders van ongeïnspireerde moederdagcadeaus.
Vandaag trekt de ene helft van het jonge koppel het andere naar de etalage. Ze blijven elkaars hand vasthouden.
“Vind je dat geen mooi servies?”
“We hebben vorig jaar nog een nieuw gekocht.”
“Ik vraag of je het mooi vindt.”
“Maar we hebben geen servies nodig.”
Het meisje kijkt op naar de jongen en rolt speels met haar ogen. Hij glimlacht, maar geeft verder geen krimp.
Het meisje strekt haar wijsvinger uit totdat haar paars gelakte nagel zachtjes tegen de etalage tikt. “Die glazen zijn ook wel speciaal.”
“Net zoals die honderd andere die al bij ons in de kast staan.”
“We hebben er geen honderd.”
“Toch wel veel.”
“Als we veel volk op bezoek hebben, dan zijn er nooit genoeg wijnglazen. Je hebt het na je verjaardagsfeestje zelf gezegd.”
“Ze zijn nogal duur”, zegt de jongen.
“Ik ga binnen kijken.” Het meisje knijpt zachtjes in zijn hand en laat dan los. De jongen steekt zijn pas bevrijde hand in zijn zak en kijkt naar zijn schoenen.